Hoge Raad: wettelijke rente over wettelijke verhoging mag in aparte rechtszaak gevorderd worden

Als een werkgever het salaris van een werknemer niet of te laat uitbetaalt, kan een werknemer een rechtszaak starten om het salaris te laten uitbetalen (loonvordering). Bij te late betaling van salaris geldt onder voorwaarden een wettelijke verhoging. Deze wettelijke verhoging kan gecombineerd worden met wettelijke rente.

De Hoge Raad heeft op 13 februari 2015 geoordeeld dat de wettelijke rente over de wettelijke verhoging in aparte rechtszaak gevorderd mag worden (ECLI:NL:HR:2015:304). Het mag gevorderd worden in de procedure over het doorbetalen van loon (loonvordering), maar dat hoeft dus niet. Alleen in bijzondere gevallen zal daarbij sprake zijn van misbruik van procesrecht.

Wordt uw salaris niet of te laat uitbetaald of wilt u een loonvordering instellen omdat u onterecht bent ontslagen? Neem dan contact op.


Enkele relevante rechtsoverwegingen van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:304):

“(…)
3.4.2

Art. 7:625 lid 1 BW geeft een werknemer onder bepaalde voorwaarden aanspraak op verhoging van het loon wegens vertraging in de loonbetaling. De rechter kan deze verhoging beperken tot een bedrag dat hem in de omstandigheden van het geval billijk voorkomt.

3.4.3Een vordering tot betaling van de verhoging kan worden gecombineerd met een vordering tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van de verhoging.
De verhoging is bedoeld als een prikkel voor werkgevers om het loon tijdig te betalen. De wettelijke rente daarover is bedoeld als een vergoeding van de schade die de werknemer lijdt doordat hij de wettelijke verhoging waarop hij recht heeft, niet tijdig ontvangt.
De matigingsbevoegdheid van art. 7:625 lid 1 BW biedt voldoende mogelijkheid om een onredelijke cumulatie van de verhoging met de wettelijke rente te voorkomen. (Vgl. HR 5 januari 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7251, NJ 1979/207)
3.4.4Een vordering tot vergoeding van wettelijke rente behoeft niet noodzakelijkerwijze tegelijk te worden ingesteld met de vordering tot betaling van de hoofdsom. Dat is niet anders indien het betreft rente over een verhoging uit hoofde van art. 7:625 BW. Vordert een werknemer de wettelijke rente over de verhoging in een afzonderlijke procedure, nadat de verhoging geheel of ten dele is toegewezen in een eerdere procedure waarin geen wettelijke rente over de verhoging was gevorderd, dan kan de rechter in het licht van de bijzondere omstandigheden van het geval tot het oordeel komen dat sprake is van misbruik van procesrecht, maar daarbij past de rechter terughoudendheid (vgl. HR 6 april 2012, rov. 5.1, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233). Ook het aannemen van afstand van recht of rechtsverwerking is in een zodanig geval denkbaar.
3.4.5Opmerking verdient nog het volgende. Indien de wettelijke rente wordt gevorderd nadat de verhoging reeds is toegewezen, ontbreekt de hiervoor in 3.4.3 aangeduide mogelijkheid om door matiging een onredelijke cumulatie van de wettelijke verhoging met de wettelijke rente te voorkomen. De matigingsbevoegdheid van art. 7:625 lid 1 BW biedt echter voldoende mogelijkheid om een verhoging in voorkomend geval slechts toe te wijzen onder de voorwaarde dat de werknemer niet alsnog aanspraak maakt op vergoeding van wettelijke rente over de periode tot aan de beslissing over de verhoging.
(…)”

Deel dit via:
Facebooktwitterlinkedinmail