Het nieuwe arbeidsrecht en ontslagrecht 2015 (De Wet Werk en Zekerheid)

In 2015 is en wordt het arbeidsrecht en ontslagrecht ingrijpend veranderd. De nieuwe wetgeving is gericht op arbeidsmobiliteit. Niet het behoud van dezelfde baan staat centraal, maar het behoud van werkgelegenheid en doorstroom staat centraal. De nieuwe wet heet: de Wet Werk en Zekerheid. De belangrijkste veranderingen en te nemen maatregelen beschrijf ik zo kort mogelijk in dit document. De wijzigingen gelden per 1 januari 2015, per 1 juli 2015 en per 1 januari 2016.

Klik hier voor het pdf document voor uw print- en leesgemak

Inhoudsopgave:

A. Vanaf 1 januari 2015:
1. Geen proeftijd meer bij tijdelijk arbeidscontract tot 6 maanden
2. Concurrentiebeding en relatiebeding bij tijdelijk arbeidscontract alleen in uitzonderingsgevallen
3. Werkgever heeft aanzegplicht bij tijdelijk arbeidscontract
B. Vanaf 1 juli 2015:
4. Ketenregeling van drie naar twee jaar
5. Werkgever kan niet meer kiezen tussen UWV en kantonrechter
6. Opzegtermijnen bij ontslag
7. Beroep, hoger beroep en cassatie in ontslagzaken
8. Vergoeding volgens kantonrechtersformule wordt transitievergoeding
9. Werkgever heeft plicht om werknemer scholing te laten volgen
10. Beëindigingsovereenkomst moet schriftelijk en werknemer krijgt bedenktijd van 14 dagen
11. Werknemer moet na half jaar ww alle soorten werk accepteren
C. Vanaf 1 januari 2016:
12. Verkorting periode ww-uitkering
13. Afsluitend
Klik hier voor het pdf document voor uw print- en leesgemak

A. Vanaf 1 januari 2015:

1. Geen proeftijd meer bij tijdelijk arbeidscontract tot 6 maanden
Tot 2015 mocht in tijdelijke arbeidscontracten een proeftijd worden opgenomen. Bij overeenkomsten voor bepaalde tijd tot en met twee jaar mocht de proeftijd één maand zijn.

Per 2015 mag er geen proeftijd meer worden opgenomen in arbeidsovereenkomsten met een looptijd tot en met zes maanden.

In arbeidscontracten met een looptijd van langer dan zes maanden is een proeftijd dus wel toegestaan. De proeftijd mag één maand zijn bij contracten die langer lopen dan zes maanden, maar korter dan twee jaar. Bij contracten met een looptijd langer dan twee jaar mag de proeftijd twee maanden zijn.

Tijdelijke contracten voor de duur van een project mogen een proeftijd van één maand hebben.

2. Concurrentiebeding en relatiebeding bij tijdelijk arbeidscontract alleen in uitzonderingsgevallen
Het was vrij gebruikelijk voor een werkgever om een concurrentiebeding (een relatiebeding is ook een concurrentiebeding) op te nemen in een arbeidsovereenkomst. Ook in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Per 1 januari 2015 mag er geen concurrentiebeding worden opgenomen in een tijdelijk arbeidscontract, tenzij er een zwaarwegend bedrijfsbelang of dienstbelang is, en schriftelijk wordt gemotiveerd waarom dat zo is.

Het zwaarwegend belang moet overigens aanwezig zijn bij aangaan van het concurrentiebeding of relatiebeding, maar ook bij einde van het contract.

Een concurrentiebeding of relatiebeding in strijd met de nieuwe regeling is nietig als het niet schriftelijk is overeengekomen of niet met een meerderjarige werknemer. Dan geldt het beding dus niet.

Een werknemer kan een concurrentiebeding of relatiebeding aanvechten bij de rechter als er naar zijn mening geen sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang of dienstbelang of het beding onredelijk is in zijn geval. De rechter kan het beding vernietigen of een vergoeding toekennen aan de werknemer.

3. Werkgever heeft aanzegplicht bij tijdelijk arbeidscontract
Per 1 januari 2015 geldt er een aanzegplicht voor werkgevers. De werkgever moet uiterlijk één maand voordat het arbeidscontract afloopt de werknemer schriftelijk meedelen of hij de overeenkomst wel of niet gaat verlengen, en zo ja, onder welke voorwaarden.

De aanzegplicht geldt voor arbeidsovereenkomsten vanaf zes maanden. En ook voor arbeidsovereenkomsten zonder einddatum (bijvoorbeeld voor projecten). De aanzegplicht geldt niet voor arbeidsovereenkomsten tot zes maanden. En ook niet voor uitzendovereenkomsten met een uitzendbeding.

De werkgever die niet voldoet aan de aanzegplicht moet een boete betalen aan de werknemer ter hoogte van één maand salaris. Als hij de aanzegging wel doet, maar te laat, dan moet hij een pro rata boete betalen over het deel van de maand dat hij te laat was.


B.
Vanaf 1 juli 2015:

4. Ketenregeling van drie naar twee jaar
De ketenregeling wordt verkort van drie jaar naar twee jaar. In die twee jaar mogen maximaal drie tijdelijke contracten worden gesloten. De tussenperiode waarbinnen de bepaalde tijd contracten als opvolgend worden beschouwd wordt verlengd van drie maanden naar zes maanden.

5. Werkgever kan niet meer kiezen tussen UWV en kantonrechter
Per 1 juli 2015 zal in de wet staan in welke gevallen de werkgever naar het UWV moet en in welke gevallen naar de kantonrechter. Geen keuzevrijheid meer dus.

Kort gezegd:
Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen of ontslag na twee jaar ziekte / arbeidsongeschiktheid moet de werkgever naar het UWV.

Bij ontslag wegens persoonlijke redenen, zoals verstoorde arbeidsrelatie, niet-functionerende werknemer of verwijtbaar gedrag van de werknemer moet de werkgever naar de kantonrechter.

Voordat ontslag of ontbinding mogelijk is moet de werkgever eerst voldoende onderzoeken of de werknemer werk kan behouden door (om)scholing en/of door herplaatsing. De werkgever moet zich voldoende hebben ingespannen. Dit kan volgens de achtergrond van de nieuwe wet niet worden gecompenseerd met een hogere vergoeding.

6. Opzegtermijnen bij ontslag
Per 1 juli 2015 mag de volledige tijd van de ontslag procedure afgetrokken worden van de opzegtermijn. Er moet wel minimaal één maand overblijven. Vóór juli 2015 mag alleen één maand worden afgetrokken als een ontslag procedure bij het UWV wordt gevoerd.

Bij CAO mag een commissie wordt ingesteld die de ontslagaanvragen gaat beoordelen in plaats van het UWV gaat.

7. Beroep, hoger beroep en cassatie in ontslagzaken
Tot 1 juli 2015 is een ontslag besluit van het UWV of ontbinding beschikking van de kantonrechter in principe definitief.

Per 1 juli 2015 kan beroep bij de kantonrechter ingesteld worden tegen een beslissing van het UWV. En hoger beroep bij het Gerechtshof is mogelijk tegen een uitspraak van de kantonrechter. Daarna kan nog cassatie worden ingesteld.

8. Vergoeding volgens kantonrechtersformule wordt transitievergoeding
Tot 1 juli 2015 wordt de sinds lange tijd gebruikte kantonrechtersformule gehanteerd voor een ontslagvergoeding. Grofweg komt die vergoeding neer op één bruto maand salaris per gewerkt jaar. De nieuwe vergoeding komt grofweg neer op een derde bruto maand salaris per gewerkt jaar. Een stuk lager dus.

Vanaf 1 juli 2015 vervalt de kantonrechtersformule. In de plaats komt een transitievergoeding. De transitievergoeding is verschuldigd aan een werknemer die ontslagen wordt, waarvan de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden en waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt. De werknemer moet langer dan twee jaar in dienst zijn geweest om recht te hebben op de transitievergoeding.

Indien de werknemer zelf ontslag neemt, heeft hij geen recht op de transitievergoeding.

De hoogte van de transitievergoeding:
Tot en met 10 jaar dienstverband: 1/6 bruto maandsalaris per gewerkte periode van zes maanden.
Over de jaren daarna: 1/4 bruto maandsalaris per gewerkte periode van zes maanden.

De maximum hoogte van de transitievergoeding:
EUR 75.000 of, bij een hoger bruto jaarsalaris, éénmaal het bruto jaarsalaris.

Afwijkende regels bij CAO of Sociaal Plan gelden nog tot 1 juli 2016.

Een billijke vergoeding door de kantonrechter in speciale situaties:
De kantonrechter kan de transitievergoeding verlagen of op nihil stellen indien de werknemer ernstige verwijten treffen ten aanzien van het ontslag.
Ook kan de kantonrechter de transitievergoeding verlagen in geval van financiële slechte situatie van de werkgever. Dit moet wel gaan om zeer ernstige situaties waarbij het voortbestaan van de onderneming in gevaar komt.
Indien de werkgever ernstige verwijten treffen ten aanzien van het ontslag kan de kantonrechter de transitievergoeding zelfs verhogen.

Kosten om werknemer aan ander werk te helpen kunnen worden verrekend met de transitievergoeding:
Hierbij kan worden gedacht aan kosten van outplacement, of kosten van scholing (die geen betrekking heeft op de eigen functie bij de werkgever).

Een speciale regeling (tot 2020) voor werknemers van 50 jaar en ouder: Over de gewerkte periodes van zes maanden nadat werknemer 50 is geworden geldt: 1/2 bruto maandsalaris per gewerkte periode van zes maanden. Deze regeling geldt niet bij bedrijven met minder dan 25 werknemers.

Een speciale regeling (tot 2020) voor MKB bedrijven tot en met 25 werknemers: Voor de berekening van de transitievergoeding worden de gewerkte jaren voor 2013 niet meegeteld. Deze regeling geldt alleen in geval van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en aantoonbaar slechte financiële situatie van het MKB bedrijf.

9. Werkgever heeft plicht om werknemer scholing te laten volgen
In de wet is nu de plicht voor de werkgever opgenomen om werknemers in de gelegenheid te stellen om scholing te volgen. Het gaat om scholing die nodig is voor de werknemer om zijn functie uit te oefenen.

Als de functie van de werknemer wegvalt of de werknemer de functie zelf niet meer kan uitoefenen, ook dan moet de werkgever de werknemer laten scholen of omscholen, met als doel de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

10. Beëindigingsovereenkomst moet schriftelijk en werknemer krijgt bedenktijd van 14 dagen
Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd met wederzijds goedvinden (beëindigingsovereenkomst of vaststellingsovereenkomst) krijgt de werknemer twee weken bedenktijd om op de overeenkomst terug te komen. Als de bedenktijd niet in de beëindigingsovereenkomst of vaststellingsovereenkomst wordt opgenomen, geldt zelfs een bedenktijd van drie weken. Als de overeenkomst niet schriftelijk wordt aangegaan geldt de overeenkomst niet.

11. Werknemer moet na half jaar ww alle soorten werk accepteren

Per 1 juli 2016 geldt dat werknemers die zes maanden een ww-uitkering ontvangen een sollicitatieplicht hebben gericht op alle soorten werk. Dus ook het werk dat ver onder het opleidingsniveau van de werknemer ligt.

C. Vanaf 1 januari 2016:

12. Verkorting periode WW-uitkering
Per 2016 wordt de periode dat een ww-uitkering ontvangen kan worden geleidelijk tot 1 april 2019 afgebouwd van maximaal 38 maanden tot maximaal 24 maanden. Ieder kwartaal wordt de periode met een maand verkort.

13. Afsluitend

Zoals u hebt kunnen lezen, zijn en worden er enorm veel wijzigingen doorgevoerd op het gebied van arbeidsrecht, ontslagrecht en WW-uitkering.

In dit document heb ik enkel de meest relevante zaken in grote lijnen behandeld. Zoals altijd zijn er diverse nuances en uitzonderingen in de wetgeving. Ook kan op diverse regelingen bij CAO worden afgeweken.

Gesteld wordt dat met de nieuwe wetgeving ontslag goedkoper en makkelijker wordt. Dat valt nog maar te bezien.

De transitievergoeding is in de basis wel lager dan een vergoeding volgens de kantonrechtersformule, maar er komen ook een aantal correctiefactoren. Bovendien kan onder de nieuwe wet doorgeprocedeerd worden.

Of ontslag makkelijker wordt moet ook nog blijken. De inspanningsplicht van de werkgever (scholing, herplaatsing) lijkt hoog te zijn. En het lijkt erop dat een te mager ontslagdossier niet gecompenseerd gaat worden in vergoeding, maar dat het zal leiden tot afwijzing van een ontslagverzoek of ontbindingsverzoek.

Hoe de praktijk werkelijk zal zijn, zal in de komende jaren vanzelf blijken uit de rechtspraak.

Klik hier voor het pdf document voor uw print- en leesgemak

Diensten voor particulieren
Profiel van deze advocaat
Referenties

Klik hier voor het gratis advocaten inloopspreekuur en gratis adviesgesprek.

Voor juridisch advies of rechtsbijstand in een rechtszaak kunt u vrijblijvend contact opnemen.


Deel dit via:
Facebooktwitterlinkedinmail